zaterdag 27 augustus 2011

RFO-blog #2: "Ons aandeel neemt ongeveer een halve minuut in beslag"

Het Radio Filharmonisch Orkest speelt het 25e Pianoconcert van Mozart (solist: David Fray) en de 8e symfonie van Bruckner tijdens de Robeco Zomerconcerten op vr 26 aug en de BBC Proms op di 30 aug; tussendoor maakt het orkest nog een cd-opname van de 8e van Bruckner; alles onder leiding van chef-dirigent Jaap van Zweden.

blogger: Henk de Vlieger, slagwerk

EEN SPANNEND BOEK

Van alle dierbare RFO-collega’s ken ik hem het langst. We ontmoetten elkaar voor het eerst toen ik – op de kop af 40 jaar geleden! – wat onwennig plaatsnam in het eerstejaars solfègeklasje op het Rotterdams Conservatorium. Vanaf dat moment konden we elkaar blijkbaar niet meer ontlopen. We deelden dezelfde hoofdvakdocent, dezelfde bijvakdocent en we volgden dezelfde theorielessen. We zongen samen in de koorklas (waarvoor we overigens héél snel vrijstelling wisten te verkrijgen), we speelden samen in de orkestklas en met onze medestudenten vormden we een slagwerkensemble, waarmee we behoorlijk aan de weg timmerden. Op 3 juni 1976 behaalden we beiden ons einddiploma “orkestspel slagwerk” met een gezamenlijk concert, toen nog een unicum. Niet lang daarna waren we collega’s “bij de Radio” en dat zijn we nu al zo’n 35 jaar. Harry van Meurs en ik: we zijn tot elkaar veroordeeld…

In de productie van deze week zou je het ook zo kunnen formuleren: we zijn elkaars lotgenoten. We vormen namelijk getweeën de komplete slagwerksectie in de Achtste Symfonie van Bruckner. Deze symfonie heeft een lengte van 80 minuten. Ons aandeel daarin neemt ongeveer een halve minuut in beslag. Ergens, ver over de helft van het Adagio, mag Harry twee bekkenslagen geven. En tegelijkertijd mag ik die klappen extra glans verlenen met tremolo’s op een triangel.

"We vormen weer een homogeen duo!"
Ach, het is nog altijd twee keer zo veel als het slagwerkaandeel in de Zevende Symfonie, want daar gaat het om maar één zo’n bekkenslag met triangelroffel. Het gebruik van slagwerk in het Adagio van de zevende is overigens omstreden. Het werd met aanvankelijke instemming van de componist toegevoegd door dirigent Arthur Nikisch. Maar later kwam Bruckner hierop terug en noteerde hij bij de bewuste maat: “gilt nicht”. Hetgeen overigens niet mocht verhinderen dat verreweg de meeste dirigenten nog altijd kiezen voor de versie mèt bekkenslag. En blijkbaar heeft Bruckner het idee van Nikisch toch wel gewaardeerd, want het slagwerk in zijn achtste is wel degelijk authentiek. En uniek bovendien, want voor zowel bekkens als triangel zijn toonhoogten voorgeschreven. Bij de eerste inzet staat een bes’ voor de bekkens en een g’’ voor de triangel. Bij de tweede inzet, enkele maten later is voor beide instrumenten een es’’ genoteerd. Wat moet je hier als slagwerker nu mee? Bekkens en triangel zijn per definitie geruisinstrumenten: zonder toonhoogte. Ik heb bij wijze van experiment op de eerste repetitie twee verschillende triangels gebruikt, maar dat bleek geen succes. Eén van de twee is toch de mindere en het wisselen van instrument geeft een hoop onrust, die niet past bij het karakter van de muziek. Ik beperk me in deze productie dus tot één king size Thein triangel, met een stralende klank en enorme resonans. Harry heeft voor deze gelegenheid onze ferme 22 inch bekkens uit de kast gehaald. We vormen weer een homogeen duo! Die notatie? Een kopiïst, of Bruckner zelf, zal zich wellicht hebben afgevraagd op welk lijntje van de notenbalk je deze instrumenten eigenlijk noteert en heeft ten einde raad maar gekozen voor noten die in de harmonie passen. Negeren dus…

"Bruckner liet zijn hoofd op hol brengen door meisjes van 14 tot 19 jaar"
Het spreekt vanzelf dat onder muzikanten legio anecdotes de ronde doen over het slagwerkaandeel in de Bruckner-symfonieën. Die worden trouwens deels gevoed door slagwerkers zelf. In een Engels handboek voor slagwerkers troffen we de serieuze aanbeveling aan om voor de repetities een spannend boek mee te nemen. De strekking hiervan is duidelijk: je mocht je eens doodvervelen! Harry’s commentaar: “Moet het publiek dan ook een boek meenemen?” Voor de repetities heeft hij trouwens wel degelijk een spannend boek bij zich: de partituur van deze symfonie. Verder is hij uitgerust met wat leesvoer over Anton Bruckner. Zo nu en dan maakt hij me deelgenoot van wat hij daarin aantreft. “Wist jij dat Bruckner 140 jaar geleden zes orgelrecitals gaf in de Royal Albert Hall?” Nee, ik had er zelfs geen vermoeden van dat Bruckner zich ooit buiten Opper-Oostenrijk heeft begeven. Terwijl de repetitie vordert - we zijn al in het tweede deel, het Scherzo - verdiept Harry zich in de periode waarin de achtste symfonie tot stand kwam en dan met name de reeks hopeloze verliefdheden die Bruckner in die periode had. Want dat werpt mogelijk een bepaald licht op deze compositie. Bruckner, zelf inmiddels op leeftijd, liet zijn hoofd op hol brengen door meisjes in de leeftijdscategorie van 14 tot 19 jaar. Ze worden met naam en leeftijd genoemd in het boekje waaruit Harry citeert. En het zijn er nogal wat. Vriendinnetjes werden het meestal niet, de meisjes weigerden. Toch was er warempel één, de negentienjarige Ida Buhz, die positief reageerde op een huwelijksaanzoek. Nadat de ringen waren gekocht bleek echter dat zij protestant was en zich niet wilde (of mocht) bekeren tot het katholieke geloof. Einde relatie. Deze informatie roept bij ons meteen de volgende vraag op. Die drie harpen in het Trio en de lieflijke fluitmelodie die daarop volgt: zijn het zonnestralen op de glas-in-lood ramen van de kathedraal, zijn het ornamenten met engeltjes, musicerend tot meerdere lof en glorie van de Allerhoogste? Of moeten we hier toch eerder denken aan de reeks jonge dames die de componist aanbad? Tja Harry, Bruckner omschreef zijn achtste symfonie als “ein Mysterium”, daar zullen we het mee moeten doen.

"Veertig jaar kennen wij elkaar, precies in deze week"
Hoewel onze karakters totaal van elkaar verschillen lopen onze werkzame levens al veertig jaar parallel. We kennen elkaars hebbelijkheden en onhebbelijkheden door en door. We begrijpen en waarderen elkaars humor en dat bepaalt een belangrijk deel van onze omgang. “Wist jij dat Bruckner een stuk heeft geschreven met de titel Germanenzug?” Door de intonatie waarmee Harry me die vraag stelt weet ik feilloos waar hij op doelt. “Dat moeten we gaan spelen! Dat is tenminste nog eens iets anders dan die suffe Pacific van Honegger!” Ik had nog nooit van dat stuk gehoord en waag te betwijfelen of het wel een orkestwerk is. Hij proeft mijn woorden en ik lees de teleurstelling op zijn gezicht bij mijn suggestie dat het wel eens een kantate zou kunnen zijn, met orgelbegeleiding of zo. Veertig jaar kennen wij elkaar, precies in deze week. Dat we dat uitgerekend met de monumentale, majestueuze, mysterieuze Achtste Symfonie van Bruckner in een bijna uitverkochte Royal Albert Hall mogen vieren hadden we nooit kunnen vermoeden. Doodvervelen zullen we ons in elk geval niet.

> RFO-blog #1

Geen opmerkingen:

Een reactie posten